Veelgestelde vragen

  • Waarom doet jouw organisatie wat ze doet?
  • Voor wie doet jouw organisatie wat ze doet?
  • Wat vind jouw organisatie zinvol?
  • Welke elementen worden beschreven in de visie?
  • Wat wil jouw organisatie bereiken?
  • Is de organisatievisie uitgeschreven? Door wie?
  • Strookt deze nog met de realiteit of de huidige doelstellingen die worden gesteld?
  • Welke actoren zijn op de hoogte van de visie van de organisatie? Hoe werden ze op de hoogte gebracht?
  • Strookt de visie met de context waarin de organisatie zich bevindt?

Stel jezelf een aantal vragen over je werking. Je hebt een visie nodig om ze te beantwoorden. In het antwoord vind je de waarden van je werking terug.

  • Wat maakt jouw werking beter dan de rest?
  • Wat drijft ons?
  • Waarom bestaan wij?
  • Waarin blinken wij uit?

Of over de algemene werking van jouw organisatie:

  • Aan wiens verwachtingen wil jouw organisatie voldoen?
  • Wat is de boodschap die je wil brengen?
  • Wat zijn de gevolgen van je visie op de werking?
  • Via welke processen ga je te werk?
  • Voor wie doe je het?
  • Hoe komt de visie tot uiting?
  • Hoe zorg je voor gedragenheid?

En over de activiteiten:

  • Wat is de activiteit?
  • Voor wie is ze bedoeld?
  • Wat wil je ermee bereiken?
  • Aan wiens verwachtingen wil ze voldoen?
  • Bereikt de activiteit haar doel?
  • Zijn de kinderen tevreden of komen ze terug? Of heeft jouw organisatie een ander referentiepunt om de tevredenheid van de doelgroep na te gaan?

Brainstorm eens over onderstaande situaties. Hoe zou jij ze aanpakken?
(Je kan natuurlijk ook andere situaties gebruiken.)

  • De animatoren vragen een eigen website buiten de website van de gemeente om
  • Je wil stagiaires overtuigen om in de kleuterwerking te staan
  • De animatoren vinden de knutselactiviteiten saai
  • Kenny (7 jaar) en Kelly (4 jaar) willen bij elkaar blijven
  • Je wilt de term 'monitor' verbannen en in de plaats daarvan 'animator' introduceren
  • Animatoren moeten hun gsm ’s morgens afgeven aan de hoofdanimator
  • De kinderen en de animatoren kennen het materiaal(kot) niet
  • De tieners doen niet meer mee met de activiteiten
  • De buurtbewoners stellen een limiet voor de muziek (in volume en in tijd)

Een organisatievisie kan de kwaliteit van je werking vergroten. Daarom wil dit eerste hoofdstuk over visieontwikkeling organisaties stimuleren om na te gaan wat ze willen bereiken en hoe. Daarvoor moet je weten welke richting je uit wil gaan en waarom.
    
Om aan kwaliteit te werken, moet je doelen vooropstellen die een kwalitatieve werking impliceren. Om te controleren of je werking effectief kwaliteitsvol is, ga je na of de doelstellingen van de organisatie worden bereikt en waar je kan bijsturen. Maar om de doelstellingen van een activiteit te bepalen, of van de organisatie als geheel, heb je een visie nodig. Een gedragen visie zorgt er ook voor dat alle collega’s op eenzelfde lijn staan en verhogen de impact van je werking.

Wat is een visie nu eigenlijk?

Een missie, visie en strategie worden vaak verward met elkaar. Toch is het interessant om ze uit elkaar te trekken omdat ze vertrekken vanuit andere vragen en dus ook andere inzichten geven over de organisatie.

  • De missie omschrijft wat je doet als organisatie
  • De visie omschrijft waarom je het doet
  • De strategie omschrijft hoe je het doet

Een visie is een mening geven over:
1.    Waarom bestaan we? Wat vinden we zinvol?
2.    Waarom doen we wat we doen? En waarin blinken we uit?
3.    Waarheen gaan we met de organisatie?

Met een antwoord op deze vragen formuleer je een soort basisfilosofie voor jullie werking. Tegelijkertijd schets je een ideaalbeeld, dat er nu misschien nog niet is, maar toekomstgericht is.
 

Functies van een visietekst

Een visietekst:
1.    biedt antwoord op vragen die leven
2.    geeft beter inzicht/begrip van een situatie (bewustwording)
3.    geeft waarde aan een situatie (keuzes maken)
Vooral dat laatste is belangrijk: je spreekt je uit over wat jullie belangrijk vinden. Doe je dat niet, dan is het eerder een algemene, neutrale achtergrondtekst.

Voordelen
Een visietekst:

  • brengt in kaart op wiens verwachtingen wordt ingespeeld
  • zet de neuzen in dezelfde richting
  • geeft de juiste richting aan
  • bepaalt mee het beleid (op korte en lange termijn)
  • bepaalt je dagelijkse handelen
  • zorgt voor continuïteit
  • mobiliseert krachten en talenten rond eenzelfde project
  • is een deel van de communicatie (en bepaalt mee de communicatie)
  • imago
  • onderscheidt jullie werking van anderen
  • inspireert
  • Kinder- en jeugdinformatie is informatie die kinderen en jongeren ondersteunt in hun ontwikkeling, verzelfstandiging en versterking om zelf keuzes te maken en actief deel te nemen aan de samenleving. Jeugdinformatie beantwoordt aan de behoeften, interesses of belangen van kinderen en jongeren en gaat over zogenaamde “levensthema’s”.
  • Een kinder- en jeugdinformatieproduct is jeugdinformatie met een digitale of fysieke vorm, bijvoorbeeld spelmateriaal, een website, een presentatie, databases, boeken, informatiefiches, brochures, video, audio, etc.
    Een voorwaarde is dat deze producten ook rechtstreeks in de handen en/of onder de ogen komen van kinderen en jongeren. Het gaat over vaste informatiebronnen en niet over meer vluchtige informatie zoals berichten op social media, mailings, etc.

(Bron: https://ambrassade.be/nl/kennis/artikel/wat-is-jeugdinformatie)

  • Ben je in gesprek gegaan met jongeren uit zoveel mogelijk verschillende achtergronden?
  • Wat is hun voorkennis?
  • Wat is hun leesniveau?
  • Waarin zijn ze geïnteresseerd?

TIPS: 

  1. werk met een adviesgroep
    • je kan expertise delen
    • je hebt een diversiteit in achtergrond
    • de betrouwbaarheid van je product verhoogt
  2. wees daar waar jongeren zijn
    • via scholen, social media, ...
    • trek de aandacht met een leuk gadget
    • werk samen met intermediairen zoals JIP’s, jeugddiensten, JAC’s, ...
  • Is de boodschap geschreven vanuit het standpunt van de jongeren (en niet vanuit het perspectief van de organisatie of volwassene)?
  • Sluit de informatie aan bij hun leefwereld?
  • Speelt de informatie in op een informatiebehoefte van de doelgroep?

TIP: Mik op de bovengrens van de doelgroep of ouder.

  • Is de informatie correct, actueel en onafhankelijk?
  • Heeft de doelgroep de nodige handvatten om zelf te beslissen?
  • Is het doel informeren (en niet: betuttelen of moraliseren)?