Speelinfrastructuur

Een degelijke en functionele speelinfrastructuur of een speelinfrastructuur op maat van spelende kinderen. Hoe begin je eraan?

Welke infrastructuur je ter beschikking hebt, of die exclusief voor jullie werking is of niet, wat het doel van het gebruik ervan is, wat je budget is, … deze elementen bepalen hoe je de ruimte gebruikt en inricht.

Maar ben je goed bezig?
Bekijk je startsituatie: is de infrastructuur aangepast aan spelende kinderen?

  • JA!
  • Ik weet het niet…
  • NEE… Welke aanpassingen zijn nodig? Hoe kan het anders en beter?

Overloop de vragen hieronder eens.

► Bekijk ook de andere fiches van de kwaliteitstool!

  • Is de infrastructuur aangepast aan de leeftijd van de gebruikers?
    • Waarom wel/niet? Welke ruimtes wel/niet?
  • Is de infrastructuur aangepast  aan de verschillende spelvormen?
    • Waarom wel/niet? Welke ruimtes wel/niet?
  • Is het een rijke omgeving die spelen aanmoedigt? Waarom wel/niet?
  • Hoeveel vierkante ruimte is er per spelend kind? Is de beschikbare ruimte aangepast aan het type activiteit?

Een jeugdwerker spreekt uit ervaring: Kinderen zoeken een plaats waar ze zich kunnen onttrekken aan de aandacht van volwassenen.

Een geborgen ruimte biedt voldoende rust en intimiteit, tegelijk openheid en afscherming. Een geborgen ruimte kan ook enkele strategische plaatsen hebben van waaruit je het hele terrein kan overzien.

Hou er rekening mee dat kinderen van bij de eerste gelegenheid die ze zien de bosjes gaan opzoeken. Stel jezelf daarom op voorhand de volgende vragen:

  • Hoe zorg je ervoor dat de infrastructuur een gevoel van beschutting en geborgenheid biedt?
  • Hoe zorg je ervoor dat je het overzicht behoudt?

Er zijn 2 grote categorieën lokalen of ruimtes:

  • Functielokalen: lokalen met een specifieke functie
    • o.a. speelwinkels, kleuters- en tienerlokalen, griezelruimte, kinderkeuken, snoezelruimte, knutsellokaal…
    • Kinderen hebben vaak snel door waar ze welke activiteit kunnen doen
    • Maar: vaak is de ruimte beperkt…
  • Multifunctionele lokalen
    • Je kan de lokalen indelen
    • Ze zijn groot genoeg, voor bv. verzamelmomenten
    • Praktisch: je kan bv. dingen aan de muur hangen
    • Je kan de lokalen verduisteren
    • Er is voldoende bergruimte
    • Ze zijn vrij resistent tegen schade

(Bron: Vlaamse Dienst Speelpleinwerk)

  • Welke binnenruimte heb je ter beschikking?
    • Welke functie hebben de lokalen?
    • Zijn de lokalen aangepast aan de functie?
    • Zijn de lokalen ingekleed?
    • Zijn de lokalen interessant?
  • Welke buitenruimte heb je ter beschikking?
    • Welke functie(s) heeft de buitenruimte?
    • Is de buitenruimte ingekleed?
    • Is de buitenruimte interessant?
    • Is de buitenruimte afgebakend?
    • Biedt de buitenruimte beschutting?
  • Zijn de binnen- en de buitenruimten verbonden met elkaar?
    • Ligt de buitenruimte aan de spelgebouwen?
    • Worden binnen- en buitenruimte als één geheel beschouwd?
    • TIP: kinderen spelen binnen en buiten. Zorg dat ze de binnen- en buitenruimte als 1 geheel ervaren: probeer ook buiten inkleding te voorzien, ook al is dat niet altijd even makkelijk.

Het opzoeken van risico’s is eigen aan spelende kinderen, meer nog: het blijkt zelf een waarde van spel uit te maken. Daarom moeten we op zoek naar aanvaardbare risico’s.

(Bron: Vlaamse Dienst Speelpleinwerk)

TIP: Elimineer alle gevaar, maar niet alle risico’s:

  • Verhoogt het risico de speelwaarde?
  • Is het risico herkenbaar voor de begeleider én voor het kind? Het mag in elk geval geen verrassing zijn, want dan is het een gevaar.
  • Geeft het risico aanleiding tot ernstig letsel?
  • Zijn regels het laatste redmiddel om met risico’s om te gaan?

TIP: lees meer over veiligheid van de infrastructuur in het dossier veiligheid.